Het concept ‘pensioen’ moet terug naar de tekentafel
Door: Martijn de Wildt
De kranten stonden er bol van afgelopen maand: de onderhandelingen over een nieuw pensioenstelsel zijn opnieuw de rekenrente-tunnel ingedoken. Vakbonden, pensioenfondsen, werkgevers en politiek steggelen over hoe groot de gok op toekomstige rendementen mag zijn, en welke generaties wel of niet mogen opdraaien voor de rekening.
Vonden jullie het ook zulk anachronistisch gemiep op de vierkante centimeter? Ik wel, om eerlijk te zijn. Ik heb al eerder gepleit voor een hele andere kijk op werk, en de huidige pensioendiscussie bevestigde dat voor mij weer eens.
Waarom? Omdat het concept pensioen zoals we het nu gewend zijn weinig meer te maken heeft met onze moderne, 21e eeuwse manier van leven. En die arbitraire leeftijdsgrens is helemaal te zot voor woorden.
Terug naar de tekentafel
Vlak na de oorlog ontwierpen Willem Drees & co het pensioenstelsel voor een hele specifieke realiteit. De beroepsbevolking werkte tot op dat moment in principe een heel leven lang, vaak in fysiek zware banen, en vaak ook nog zes dagen per week. Die mensen vanaf hun 65e naast de AOW ook een aanvullend pensioen geven was een goede manier om ze van een rustige oude dag te laten genieten, en ze voor ouderdomsarmoede te behoeden. De gemiddelde levensverwachting was destijds nog maar net de 65 voorbij, en de babyboom beloofde een grote, jonge generatie om de kosten van een dergelijk pensioenstelsel op te vangen.
Hoe ziet de huidige realiteit eruit? Niet bepaald vergelijkbaar. De beroepsbevolking heeft allang geen standaard full-time werkweek meer. Veel moderne banen vragen meer van je zitvlees dan van je fysieke uithoudingsvermogen. De gemiddelde levensverwachting gaat rap richting de 100. En de vergrijzing maakt dat er enige spanning is ontstaan tussen de generaties over de verdeling van de collectieve pensioenpot.
Moderne mensen, moderne wensen
Maar er is meer: de ouderen die Drees destijds wilde beschermen zijn niet de ouderen van nu. Tegenwoordig is de gemiddelde 65-plusser niet meer arm en fysiek uitgeput. Tegenwoordig hebben 65-plussers vaak geld, ze zijn meestal nog goed gezond, en ze willen zinvol bezig blijven.
De jongere generaties hebben intussen hele andere behoeften gekregen. Ze willen niet pas na hun pensioen tijd hebben om te gaan ‘genieten’ en iets van de wereld te zien, ze willen dat nu al. En eigenlijk zouden ze ook graag meer ruimte hebben om in zichzelf te investeren, via bijvoorbeeld scholing. Of om naar behoefte een periode wat minder te werken, bijvoorbeeld om hun kinderen op te voeden, een huis te verbouwen, een ziek familielid te verzorgen, of zich onbetaald in te zetten voor een maatschappelijk doel.
Ook hun kijk op werk is veranderd, met name onder hoog opgeleide kenniswerkers. Niet langer een pure noodzaak om brood op de plank te brengen en een gezin te onderhouden, maar een vitaal onderdeel van het leven waar ze veel voldoening uit halen, en soms een groot deel van hun identiteit aan ophangen. Waarom zou je daarmee stoppen als je een bepaalde leeftijd hebt bereikt?
Maar ook: waarom zou je je met zo’n mindset nog in een bestaand stramien wringen?
Als werk je vooral voldoening moet geven, dan wil je als moderne werknemer de ruimte krijgen om werk autonoom in te richten, op een manier die bij je past. Dan wil je bijvoorbeeld loopbaanflexibiliteit: zelf je 40 productieve jaren verdelen over je leven, en tijd vrij kunnen maken als er iets voorbij komt dat je aandacht harder nodig heeft.
Moderne mensen willen kortom complete levens leiden. Ze willen werk kunnen combineren met dingen als zelfontplooiing en studie, mantelzorg, moederschap, vrijwilligerswerk en ontspanning, in elke levensfase, afgestemd op de situatie van het moment.
Een dergelijke mix van activiteiten houdt ook niet op na je 65e. Die kun je prima langer blijven volhouden. Nog beter zelfs als we een collectief beloningssysteem bedenken dat deze moderne opvatting van werk weerspiegelt. Een systeem waarin pensioen, zoals we het nu kennen, eigenlijk niet op zijn plaats is.
Praktische uitwerking
Hoe we zoiets aan moeten pakken? Ik heb ook geen kant en klare oplossing voor jullie, helaas. Dit is gewoon ongelooflijk complexe materie. Het raakt aan heel veel aspecten van hoe we onze samenleving op dit moment ingericht hebben, en elke verandering gaat allerlei onvoorziene consequenties aan het licht brengen.
Maar wat we wel alvast kunnen doen: het op veel grotere schaal een gespreksonderwerp maken, en langzaamaan met zijn allen wat haalbare, flexibeler alternatieven voor de huidige toestand formuleren.
Waar we dan aan kunnen denken? Ik vond zelf de gedachte achter de Levensloopregeling veelbelovend, bijvoorbeeld. Daarmee konden werknemers een verlof-spaarpotje opbouwen voor dingen als omscholing, een sabbatical, of deeltijdpensioen. De regeling sneuvelde in 2012, maar het was een stap in de goede richting qua herconceptualisering!
Het begint hoe dan ook bij de individuele werkende mens en diens behoeften, die vaak moeilijk in de mal van de klassieke, lineaire carrière passen. Dat kon je de afgelopen maanden al zien op onze blog, bijvoorbeeld: in Karin’s plannen voor haar oude dag, in Ellis’ omscholing en loopbaanswitch, en in de onverwachte omstandigheden die Johan ertoe aanzetten om zijn leven helemaal om te gooien.
In al hun verhalen is de bottom line: moderne mensen hebben ambities en verplichtingen buiten hun werk om, en willen die kunnen integreren, ook na hun 65e. En dat los je niet op met breed uitgemeten discussies over het aantal procentpunten speling dat we moeten toestaan op de rekenrente.
Heb je hier ook ideeën over? Dan wissel ik graag eens met je van gedachten. Bel of mail me gerust, of neem contact op via LinkedIn. Ik kijk naar je uit!